Het fotootje met daarop “Mojito Ergo Sum” door mijn dochter – voorzien van de tekstregel “Amen” – verstuurd binnen onze familie-whatsapp-groep herinnerde me weer aan de volgende anekdote.
Ik werkte indertijd veel thuis. Dat betrof dan vaak tentamens die nagekeken moesten worden, colleges die moesten worden voorbereid en meer van dat soort werkzaamheden. In de hectiek van het laboratorium kwam dat er nooit van en thuis kon ik daar in alle rust aan werken. Dit keer was mijn zoon naast mij komen zitten, hij zal toen een jaar of tien zijn geweest. Soms gaf ik hem wel eens een klusje als papieren vouwen of zoiets dergelijks. Maar dit keer zat hij aandachtig te kijken terwijl ik op mijn schootcomputer op tafel aan het werk was.
Op een gegeven moment vroeg hij mij waar ik toch zo druk mee bezig was. Ik antwoordde hem dat ik bezig was mijzelf te vereeuwigen. Hoe ik dat dan wel deed was toen zijn vraag. Ik antwoordde dat ik bezig was met een manuscript en dat dat binnen afzienbare tijd gepubliceerd zou worden. Vanaf dat moment zou iedereen die op zoek was naar informatie over dat onderwerp dat artikel kunnen vinden. En dat niet alleen over een paar maanden maar veel langer. Eigenlijk zo lang als gedrukte of digitale informatie bewaard blijft. Ik liep naar mijn boekenkast en liet een paar duidelijk stokoude boeken zien en gaf daarmee aan dat het werk van die schrijvers nog steeds bekeken kon worden ook al waren ze al lang overleden.
Dat is heel anders als je bijvoorbeeld groenteman bent. Of brandweerman of juf van een klas. Natuurlijk is het zo dat zolang mensen – ook na je dood – aan je denken je voor hen nog bestaat. Maar door je gedachten op te schrijven blijf je veel langer in het geheugen van mensen bestaan. Dus het is niet alleen “wie denkt die is” maar ook “wie schrijft die blijft”! Mijn zoon was daar diep van onder de indruk en inmiddels is ook zijn naam op een wetenschappelijk artikel te vinden.